‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op onze weblog die afwisselend door enkele mensen uit onze parochie wordt ingevuld. Ze geven zo hun eigen kijk op gebeurtenissen in ons eigen dorp of ‘de grote wereld’. De ene keer puntig en uitdagend, dan weer met een grote knipoog.
Goede Week en Pasen
Als kind vond ik de Goede Week best een spannend gebeuren, hoewel ik de naam ‘Goede Week’ behoorlijk misplaatst vond. Hoe kun je een week, die voor de hoofdrolspeler zo slecht afloopt, nou een Goede Week noemen?! Maar spannend was het zeker!
Het begon al met Palmpasen: de intocht van Jezus in Jeruzalem. In de kerk werden de palmtakjes gezegend, die bij thuiskomst achter het kruisbeeld werden gestoken. Van moeder moest ook altijd een takje een plek krijgen in het hok, waar twee varkens werden vetgemest. Dat takje moest eraan bijdragen, dat de dieren gezond bleven en daarna geslacht konden worden. Ze stonden daarmee garant voor de vleesvoorziening van haar grote gezin. Witte Donderdag viel een beetje uit de toon, daar had ik niet zoveel mee. Dat de apostelen – volgens oud joods gebruik – met Jezus samenkwamen voor de Pesach-maaltijd om daarmee de uittocht uit Egypte te vieren, begreep ik wel, maar toch… Hoe kon ik nou blij zijn, als een dag later het grote lijden wacht?
In de Goede Week hing er een magische sfeer in de kerk. Alle kruisen in de kerk waren afgedekt met paarse doeken in afwachting van het lijden en de opstanding van Jezus. Voor mij leek het er overigens meer op, dat Jezus zich achter die grote paarse doeken verborgen hield. Ik kon me dit trouwens wel voorstellen, omdat zijn arrestatie in de Hof van Olijven er aan zat te komen. Alle reden om je te verbergen. Dan Goede Vrijdag: de dag van de Kruisiging. Met de hele klas zagen we pastoor Grubben zeulen met dat grote houten kruis, dat normaal hoog achter het altaar hing. En dan die stilte om drie uur… Elk jaar weer verwachtte ik, dat het op dat moment ook in onze kerk pikkedonker werd. En als ook onze kerk maar niet in tweeën scheurde… Paaszaterdag was de mooiste dag van de Goede Week, tenminste als je te biechten was geweest en je dus heel zeker wist dat je kinderzieltje helemaal rein was. Onder iedere struik in de tuin bouwden we mooie nestjes. De klokken, die op Witte Donderdag naar Rome waren afgereisd, keerden hiervan op Paaszaterdag in volle glorie terug, volgeladen met paaseieren. En een deel daarvan zou ook in onze tuin belanden.. Vliegtuigen waren ons nog niet zo bekend, maar klokken met vleugeltjes, die echt konden vliegen, dat was het! Na de Paasmis op zondagmorgen kon de grote zoektocht in de tuin dan eindelijk beginnen. Maar ze lagen bijna nooit in de nestjes, die we de dag ervoor met zoveel zorg gemaakt hadden. Maar dat deerde ons verder weinig meer. Want na de zoektocht konden we ons buikje rond eten aan de door moeder met veel zorg gekleurde, gekookte eieren en de chocolade eitjes uit de winkel. Wat een feest! En zo kende die Goede Week elk jaar – ook heel letterlijk – een zalig einde…
Huub