week 35-2021: Kermis-vlaai (door Roger)
‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op de zaterdag, die afwisselend door enkele mensen – betrokken bij onze parochie – wordt ingevuld. Ze geven zo hun eigen kijk op persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen in eigen dorp, binnen de kerk of in ‘de grote wereld’. De ene keer ernstig, dan puntig en uitdagend en een volgende keer met een grote knipoog.
Het fenomeen ‘vlaai’. Daar, gaan veel verhalen over; mythen en legenden.
Maar ook: veel lariekoek.
Zo zouden de woorden vla en vlaai in Limburg hetzelfde zijn. Nee dus.
Een Middelnederlandse koekenbakker heette rond 1270 een vlade-bacre.
In het Vroegnieuwnederlands verdween de ‘d’ tussen de klinkers. In ons zuidelijk taalgebied kwam op de plaats van de ‘d’ een ‘j’-klank. In het westen, verdween deze zogenaamde “intervocaal”.
Zo spreken ze dus daar in het Nieuwnederlands van ‘vla’. Bovendien, in gewijzigde betekenis, voor een ‘melktaart’ of voor een dik vloeibaar melkgerecht.
In Limburg ontwikkelde het woord dus van: vlade via vlaaye (ca. 1700) naar vlaai. Hiermee wordt dan bedoeld: ‘een plat, rond gebak. Bedekt, of gevuld, met compôte van fruit, of rijst. In zijn geheel, in de oven gebakken’. Dit laatste, is hét verschil met taart.
Die oven was in een niet eens zo ver verleden, nog op het erf. Van boerderijen die hun eigen brood bakten. In de witheet gestookte koepel, zat na de brood-sessie nog voldoende hitte voor: extra bak-gangen. Het beslag, was op voorraad. Gedroogd op de zolder, op in de kelder geweckt. Uit eigen ‘bongerd’. Genoeg, voor het bedekken van de bodem (voor de ‘spies’). Er werden ook ronde broden gebakken. Plat middendoor gesneden, werden die besmeerd. Een dikke broodbodem, met weinig vulling: “Dik, van leer; en dun, van smeer”. Daarna, was de oven nog steeds warm genoeg voor het bakken van knapkoek, of roggebrood.
Als de regering in Den Haag de Evenementenbranche nog langere tijd verder “unmute” (whatever that may be), vieren wij intussen ouderwets Meijel Kermis. En kunnen we ons ‘begaaien’ aan koude schotel en vlaaien. Zoals in de tijd, toen de vlaai nog met de hand gegeten werd. Of dat de gasten de hand er niet voor omdraaiden, om een hele vlaai (of meer..) te verorberen. Toppunt van de feestvreugde? Wanneer de gastvrouw moet melden: ‘De vlaai is op!!’.
Roger (met dank aan: Frits Nies)
Cato
Ooit brachten we de weckflessen met vruchten (o.a. ‘proeme’) naar bakker Jacobs (Tinus en Tonna) op de Donk. Die maakte er lekker ‘flaaj’ van mi speesj van ons eige fruit utj de bongerd. Later gingen we de lege weckflessen ophalen.
De kermis ‘flaaj’ nu is bijna op, lekker. ‘Dikke Mik’!