Sóndese koost van zondag 11 september 2022
Jarenlang brachten we nao de Hòmmis – vanuit ’t café – ’t Méélse wel en wee bij u binnen. Toen ’t café in coronatijd vaak gesloten was, ontdekten we ook andere bezigheden op die zondagmorgen. Lekker wandelen door ’t dorp of fietsen ‘dur de Pieël of langs ’t Deurzes knaal’. En nu de horeca weer open is, maken we graag weer een stop bij ’n café of terras. En de verhalen die we onderweg oppikken, vertellen we graag aan u door in onze nieuwe rubriek ‘Sóndese koost’!
Vrouwenpraat
Linda: Fijn, dat de mannen vandaag zonder ons op stap zijn, kunnen wij weer eens lekker ongegeneerd over hen praten. Poh, soms heb je dat gewoon nodig. Effe alles zeggen wat er op je lever ligt.
Monique: Nou, ik zou zeggen, brandt maar los dan.
Linda: Je wilt me toch niet zeggen, dat bij jullie altijd alles koek en ei is? Soms zijn de rapen gewoon gaar.
Monique: ‘De bònne utj?’
Linda: Ja dat, dus jij kent het wel?! Heb ik voor Frank een mooie nette broek gekocht, laadt ie zijn zakken zó vol met rommel, dat zijn broek haast op zijn enkels zakt. Het ziet er niet uit!
Monique: Ach j…
Linda: Of op het voetbalveld. Zo is ie the gentleman, de zakenman die zich gedraagt volgens de etiquette en spreekt met twee woorden. En op het voetbalveld staat ie de hele tijd te spugen. Bah! En waarom? Niet omdat ie zich de longen uit zijn lijf gerend heeft!
Monique: Maar…
Linda: En dan die bril. Van de WC. Waarom kan die niet na de boodschap naar beneden gedaan worden? Of die spullen op de trap.
Monique: Die dan weer juist omhoog moeten.
Linda: Ja, jij snapt mij! Waarom is dat voor Frank zo moeilijk?
Monique: Misschien kan SBS6 er een programma over maken: ’Help, mijn man is Tuffer’.
Linda: En dan die cabrio van hem. Een keer de huiskamer stofzuigen, ho maar. Maar ‘zijn schatje’ wordt wekelijks in de wax gezet.
Monique: Ach, lieverd. Ik zie anders toch dat ie superdol op je is, hoor. Mannen komen nu eenmaal van Mars.
Linda: Ja, en vrouwen van Venus. Ik weet het. Wel leuk trouwens dat hij en Peter nu samen op pad zijn met ‘zijn schatje’.
Monique: Zeg, maar effe terug naar net. De rapen, die had ik in het voorjaar al gaar! Ik heb nu echt ‘de bònne utj’. Ik heb ze geoogst. Zonder dankfeest in mijn geval. En ik heb er zoveel! Wil jij er zo wat mee naar huis nemen?
Linda: Oh ja verse boontjes, kan ik Frank daar lekker mee verwennen. Die heeft hij graag, met spekjes ertussen.
Monique: Ik zeg al, bij ons thuis geen dankfeest als we bonen krijgen. Dan spreken zij ook met twee woorden: ‘ja hé!’ Maar ja, als je ze zelf in de moestuin hebt en nagenoeg allemaal tegelijk moet oogsten, dan eten we ‘snipperbontjes’, ‘sperziebontjes’, ‘bonnestamp’, totdat we er allemaal groen van zien.
Linda: Wel leuk, zo’n eigen groentetuin. Helpen de kinderen ook mee?
Monique: Ja hoor, soms. Laatst nog komkommers geplukt en tomaatjes. Ze eten ze zo van de struik. Dan zijn ze het lekkerst. En appeltjes hadden we ook. Lekkere zure. Heerlijk, daar ga ik straks een taart mee te bakken.
Linda: Dus bij jullie is het echt koek en ei!
Monique: Je weet toch, Linda, de liefde van de man gaat door de maag. Trouwens, die van mij ook. Weet je waar ze ook lekker gebak hebben? Daarachter bij Raspberry Maxx. Die hebben een nieuw chaletje gebouwd op de Simonshoek, net voorbij die preivelden van Gerrie van Bree. Daar maakt Hennie de lekkerste baksels en jam en zo met frambozen.
Linda: Monique, je weet dat ik oorspronkelijk uit de stad kom. Wat mij betreft groeit prei in de koelafdeling van de jumbo. En komt melk uit een pak en niet uit een koe. Ik vind het echt geweldig hoe jij je eigen dingen kweekt.
Monique: Ach, ik vind het leuk om te doen en ik houd ook wel van een beetje traditie.
Als kind ging ik vroeger op woensdagmiddag, gewapend met gebloemde boodschappentas en beursje, met de fiets op pad. Het briefje van mam in mijn hand geklemd en dan op naar van Lier, voor een kilo appels. Dan naar de kippenboer, doosje eieren. Vervolgens naar Moonen, de aardappelboer en als je geluk had, ook nog aardbeien op de Steeghstraat.
Bij Moonen aangekomen hoefde je alleen maar te zeggen: ‘ne kieloo érpel asjeblief’. Geen moeilijke vragen over welke soort. Er was maar een soort. Lekker overzichtelijk. Annie kieperde vervolgens de aardappelen in je boodschappentas. Daar kwam geen plastic aan te pas. Je gaf het beursje af en ze pakte dan zelf het geld eruit. De fiets weer op en naar het volgende adresje. Aan het einde van de route was de tas vol en ‘de pie:p leeg’. Het portemonneetje ook, mam wist precies wat alles kostte. Want dat was het hele seizoen al hetzelfde en het jaar daarvoor ook al.
Niet alleen de tas was vol, de buik ook. De appelboer had je een appel gegeven, de aardbeienteler een ‘háffel’ aardbeien. De aardappelboer deed daar gelukkig niet aan mee.
Heel soms, had je geluk. Dan had mam zich ‘per ongeluk’ verteld. Dan zat er een gulden te veel in het beursje en kon je even langs Grommen, ‘óppe Trambaan’. Daar hadden ze lekkere ‘slók’. Eentje van die, eentje van die, eentje van die…. en nog een paar dropveters. Alles netjes in een papieren zakje. Daar had Mientje goed over nagedacht. Dat zakje had een onopvallende kleur. Dat kon je heel makkelijk verstoppen op je slaapkamertje. Thuis vertelde je natuurlijk niet dat je een gulden teveel had meegekregen. Mam vroeg wel nog: “En? Had je genoeg geld bij je?”
Linda: Prachtig verhaal, Monique. Ik kan me de gulden-tijd al bijna niet meer herinneren. Hé, maar zei je nou, dat je vanmiddag wilde gaan bakken? Ik heb wel zin om mee te helpen. Dat ruikt altijd zo lekker. Het water loopt me al in de mond. Wat zijn we toch maar gewoon typische vrouwen, hè.
Monique: Daar is niet zoveel mis mee, Linda.