Tot ver in de jaren ’60 was de Hoogmis op zondagmorgen vaak tot de laatste plaats bezet. Ná de Hoogmis was het in de omliggende cafés niet veel anders. Onder het genot van een glas bier of een borrel werden verhalen verteld, ervaringen uitgewisseld en het dorpsnieuws aan elkaar doorverteld. In ‘Nao de Hòmmis’ gaan we wekelijks opnieuw dat dorpsnieuws aan elkaar doorvertellen. Humoristisch, ernstig, zelf gezien of van horen zeggen.
Nao de Hòmmis van zondag 27 oktober
Piet: Sjaak, voor ik het vergeet; dat met die Sint Jozef is geregeld. Die kun je gaan ophalen. En met een ‘Peelneut’ doe je die mensen al een groot plezier.
Ton: Wat is dát nou weer. Zijn jullie een handeltje in heiligenbeelden begonnen?
Als ik me niet vergis, staat bij mijn zuster ook nog zo’n kameraad op zolder.
Sjaak: Niks handel, hebben we nodig voor een van onze ‘kapellekes’.
Ton: Oh, ik dacht al dat die Jozef – nu de winter er weer aan gaat komen – Maria onder de overkapping op het kerkhof gezelschap ging houden…
Wiel: Nou jij het over die overkapping op het kerkhof hebt; Weet iemand van jullie of er komend jaar weer een viering is onder die overkapping. Dat was dit jaar toch wel heel erg geslaagd.
Piet: Het is zelfs de bedoeling om dat tweemaal per jaar gaan te doen: half mei met Hemelvaartsdag en midden augustus met Maria Hemelvaart.
Ton: Laat ze dan vooral maar voor voldoende stoelen zorgen. Ik weet nog dat de stoelen vorig jaar tot de laatste plaats bezet waren.
Sjaak: Misschien ook een mooie gelegenheid om na afloop samen een tas koffie of iets anders te drinken…
Piet: Dat laatste hebben ons Mientje en ik zondag, tijdens de druk bezochte OLS-receptie, ook behoorlijk gedaan. Vol trots kon de voorzitter daar vertellen dat de invulling van verantwoordelijkheden voor de organisatie al voor een groot gedeelte rond is. En als ik Hubert Vos voor het gemak ook maar als ‘unne Méélse’ zie, allemaal mensen uit eigen dorp!
Wiel: En wie weet zijn de ‘spreekstalmeesters’ op dat OLS – net als zondag op de receptie – ook wel echte Méélse: Wim van Kaarle Sjeng en zijn achterneef Ger van Co van Kaarle Graad. Méélser als ‘die van Kaarle’ kan ’t toch niet!
===============================================
Jo: Sint Maarten zal onderhand wel weer een paar rijlessen moeten nemen, voordat hij 8 november te paard de stoet aanvoert, die naar de ‘Sint Marteshoeëp’ aan de Jan Thijssensteeg trekt.
Wim: Het blijft een mooie traditie die Jong Nederland voor ons dorp in ere houdt. Echt een feestje waar de kinderen van genieten.
Niek: Ik vind dat toneelstukje bij het Zorgcentrum altijd zo mooi. Sint Maarten, hoog te paard die daar de bedelaar ontmoet en hem de helft van zijn mantel schenkt.
Wiel: Daar zou de Kieveloeët op ‘de-elfde-van-de-elfde’ een voorbeeld aan kunnen nemen. Hang ’t Kievelmènneke – nadat hij door de prinsen lekker gewassen is en de hele bubs naar het café verhuist, een lekker warme Carnavalscape om.
Die mèn bij ‘de Heere’ lekker pilskes happen en ‘t mènneke buitenlaten bibberen. Dat geeft het anno 2019 toch niet…
Jo: Potverdorie dat is waar Wiel. De opening van de Carnaval zit er ook alweer aan te komen met daarna al snel de Liedjesmiddig en ’t Sjeel Waazel Gala. En dan is ’t weer zo, dat begin januari de nieuwe Kieveloeëteprins wordt uitgeroepen.
Niek: Maar voordat die mèn van de Kieveloeët hun activiteiten opstarten, zorgen ze er wel voor dat de kas weer aangevuld wordt. Gisteren waren ze weer op pad voor de jaarlijkse appelactie. En ze zijn weer erg lekker, kan ik zeggen.
Wiel: Met in hun midden ook prins Marcel, schreef de secretaris van de club in de ‘Hallo’. Maar dan loopt hij wel een vol jaar achter en dat is toch wel erg veel.
Jo: Of hij loopt voor de carnavalsmuziek uit! Want wie weet: misschien komt op het prinsenbal begin januari wel Marcel den Twédde uit de bus als opvolger van Luc den Uurste…
Wiel: Dat zou verdorie ook nog kunnen!
===============================================
Ben: Jullie weten dat ik praktisch dagelijks het restauratiewerk aan onze kerk volg. Vaak zie ik op afstand al welk firma er op dat moment aan het werk is.
Thei: Dank me de koekoek. Dat zie je aan de kleur van de bedrijfsauto’s die er staan. Of niet soms?
Ben: Je hebt deels gelijk Thei. Maar als die auto’s niet in het zicht staan, herken je die werklui ook aan de kleur van hun bedrijfskleding. Blauw, groen, rood…
Jan: Ik volg die bewegingen rond de kerk ook aardig, maar ik moet zeggen dat ik in de afgelopen weken – buiten mijn bankrekening – weinig roods gezien heb. Het was ‘blauw’ en ‘grúún’ wat de klok sloeg.
Lei: Jij hebt naar de schutterijen staan kijken denk ik. Die waren de laatste weken wel heel nadrukkelijk aanwezig in en bij ons kéérk.
Ben: Jan heeft zijn ogen prima de kost gegeven. De dakdekkers dragen de kleur rood en die waren er niet. Die moeten wachten tot het torentje van het angelusklokje helemaal klaar is, heeft Piet Schers me verteld. Die mèn zijn nu met een tijdelijke klus in Panningen bezig.
Thei: Dat zal ‘ons An’ aan het hart gaan. Als die over die jonge, rooie dakdekkers praat, heeft ze het zelfs over ‘Mijn jongens’…
Lei: An heeft haar ogen ook niet in de ‘tès’ zitten. Die jonge kerels is me ook heel wat anders als die oude knarren van de kerkhofploeg, die ze doorgaans in haar ‘koffiehok’ over de vloer krijgt.
Ben: Maar Piet Schers heeft ‘ons An’ deze week dan ook helemaal blij kunnen maken. Piet moest in Panningen wat zaken gaan bespreken met die jonge dakdekkers. “Rij je even mee?” vroeg Piet aan An. Dat was niet aan dovemansoren gezegd. An zat al zowat in de auto, toen Piet de sleutels nog uit de tès moest halen! En bij het wegrijden zag An nog net dat gemeentewerkers in gele hesjes de bladeren rond de kerk begonnen weg te blazen. An had die morgen al de tijd, daar in Panningen…
Lei: Als ik hoor hoe ze ‘haar jongens’ dagelijks vertroetelt met koffie en lekkers, dan denk ik dat – als de klus in Méél geklaard is – die dakdekkers An nog harder gaan missen, als An die jongens!