Tot ver in de jaren ’60 was de Hoogmis op zondagmorgen vaak tot de laatste plaats bezet. Ná de Hoogmis was het in de omliggende cafés niet veel anders. Onder het genot van een glas bier of een borrel werden verhalen verteld, ervaringen uitgewisseld en het dorpsnieuws aan elkaar doorverteld. In ‘Nao de Hòmmis’ gaan we wekelijks opnieuw dat dorpsnieuws aan elkaar doorvertellen. Humoristisch, ernstig, zelf gezien of van horen zeggen.
Nao de Hòmmis van 20 maart
Bert: Zo, nu heb ik vorige week die klojo’s van ‘Nao de Hommis’ mooi te pakken gehad met dat pamflet over die vermiste personen. Ze hebben dat verhaal klakkeloos overgenomen, terwijl ik natuurlijk wist dat het over die komedie van de toneelclub ging.
Jan: Maar het vervelende is wel dat wij er ook zijn ingestonken. Als je nog eens zo’n geintje uithaalt, zou het wel netjes zijn als je het ons van te voren even laat weten.
Lei: Ons Bertha zei al tegen mij toen ze het stukje gelezen had, dat ik ook maar een onnozele hals was dat ik die verhaaltjes van Bert altijd voor zoete koek aannam. En het vervelende is dat ze daar de afgelopen week ook nog een paar keer op terug gekomen is. Eerst op een verjaardagfeest van mijn zwager en gisteren nog toen we even met de buren stonden te praten.
Dré: Ik vindt ook dat het geen schoonheidsprijs verdient wat Bert gedaan heeft. Al moet ik wel zeggen dat het me goed doet dat hij die mèn van Nao de Hòmmis bij de pootjes heeft genomen.
Jan: Als de toneelclub hier in hun voorstelling maar geen stukje over inlast. Dan zijn we nog verder van huis.
Lei: Zo lang als ze onze namen niet noemen is er niks aan de hand. En ik heb Bertha te verstaan gegeven dat ze ophoudt met dat verhaal verder rond te vertellen.
Bert: Dat zou wel eens het omgekeerde effect kunnen hebben jongen. Als ze het verhaal volgende week bij de Vrouwenbond vertelt, ben je helemaal de pineut.
Jo: Hadden we het vorige week over die diefstal van paardenzadels, nu las ik weer over vernielingen in volkstuintjes in ons dorp.
Sjef: En vergeet niet dat aansteken van dat oud papier op het Raadhuisplein, waar de brandweer voor moest uitrukken.
Mart: Toch gaat het hier over verschillende dingen. Die paardenzadels worden gejat om ze te verkopen. Dat andere is pure vernielzucht, al weet ik niet wat het ergste is.
Jo: Mensen moeten met de vingers van andermans spullen blijven en niks anders.
Sjef: Klopt, klopt. Maar er zijn lieden die zich daar nul, komma, nul van aantrekken.
Piet: Ik had vorige zomer 12 prachtige bloemkolen in de hof staan. Toen Mien er op zondagmorgen een mooie wilde afsnijden stond er zegge en schrijven nog eentje.
Sjef: Zeker ook nog de kleinste?
Piet: Hoe kun je het raden. Maar wat moet iemand nu met 11 bloemkolen?
Mart: Ik wil niks zeggen maar daar zou de Raad van Elf van de Kieveloeët wel eens achter kunnen zitten.
Piet: Dan hadden ze die 12e ook nog maar mee moeten nemen voor de prins.
Lins: Weten jullie nog dat Sjef vorige week begon over dat raadsel hoeveel zoons en dochters de familie Peters zou hebben en dat die wijsneuzen van ‘Nao de Hòmmis’ dat raadsel ook niet zouden kunnen oplossen?
Niek: En is daar dan beweging in gekomen?
Lins: Luister. Er lag midden van de week ’s morgens een briefje bij ons in de bus, waarop het volgende stond:
(Ondertussen haalt Lins een briefje uit zijn broekzak en leest voor:)
Als bij de familie Peters elke dochter 2 keer zoveel dochters als zusters heeft en elke zoon evenveel broers als zussen dan kan het niet anders als dat de familie 3 dochters en 4 zoons heeft.
Als jullie je hele leven Nao de Hommis elke zondag mooi naar huis waren gegaan, zouden die ineen geschrompelde hersens van jullie dit ook hebben kunnen uitrekenen.
De groeten van de mèn van Nao de Hommis.
Wiel: Wat een brutaliteit. Ik kan jullie wel vertellen dat als ik er nog eens achter kom, wie die men zijn, dan zijn ze nog niet jarig Wat denken die zich te kunnen permitteren.
Lins: Maar het is nog erger. Die beweren zo maar iets, want ze schrijven er helemaal niet bij hoe ze aan die oplossing komen.