week 04-2024: (door Mat)
‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op de zaterdag, die afwisselend wordt ingevuld door kapelaan Roger en Mat. Ze geven zo hun eigen kijk op persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen in ons dorp, binnen de kerk of in ‘de grote wereld’. De ene keer ernstig, dan puntig en uitdagend en een volgende keer met een grote knipoog.
IJsmeesters
De eerste week van het nieuwe jaar bepaalde het hoogwater en de gevolgen daarvan het nieuws. Op diverse plaatsen in ons land en in buurlanden moesten zwakke oevers langs rivieren versterkt worden en hier en daar dijken opgehoogd. In ons eigen ‘Mestreech’ dreigde zelfs een brug in te storten, doordat een op drift geraakte woonboot een brugpijler zwaar beschadigde. Wat vroeger in onze streken een zeldzaamheid was – hoogwater door zware regenval – dreigt de laatste jaren de gewoonste zaak van de wereld te worden. En het omgekeerde is ook het geval. Wat in vroeger jaren gewoon was, wordt nu vaker een zeldzaamheid. Een voorbeeld? Wel, een week later – maandag 8 januari – had het ’s nachts een paar graden gevroren en waren ijsmeesters in Soest erin geslaagd enkele millimeters ijs op een betonbaan te ‘toveren’ en kon er die dag door enkele honderden gelukkigen geschaatst worden op natuurijs. Rond het middaguur was voor die eerste dag de pret echter weer voorbij. Het ijs was gesmolten. Wat in mijn jeugdjaren in deze tijd van het jaar de gewoonste zaak van de wereld was – schaatsen op natuurijs – bepaalde nu elk uur van die bewuste maandag het nieuws. Eigenlijk was het ook nog een beetje ‘nepnieuws’. Als die ijsmeesters in Soest die nacht niet met man en macht gewerkt hadden om met sproeien dat ijslaagje te doen ontstaan, had die ochtend niemand de schaatsen uit het vet hoeven te halen. Zonder die hulp van de ijsmeesters was moeder natuur daar in haar eentje immers nooit in geslaagd. Eigenlijk was het de meest pure vorm van kunstijs. Niet tot stand gekomen dankzij energie slurpende ijsmachines, maar dankzij pure menskracht van enthousiaste vrijwilligers, die er hun nachtrust voor opofferden.
Alle respect voor die ‘ijsmannen’ in Soest. Jammer, dat ze een mooie kans op nationale roem die dag hebben laten liggen. Wie van de ouderen onder ons herinnert zich niet de meest bekende ijsmeester, die ons land ooit gekend heeft: de Fries Henk Kroes? Dit opperhoofd van de Friese Elfstedentocht was de man, die – na overleg met zijn rayonhoofden – uiteindelijk besliste of de tocht dat jaar wel of geen doorgang kon vinden. Was het ‘ja’ dan werd dit op een druk bezochte persconferentie wereldkundig gemaakt met het uitspreken van die drie meest bekende Friese woorden, die iedere Nederlander destijds kende: ‘It giet oan’, ofwel ‘We gaan beginnen!’.
Ik zou de hardwerkende Soestenaren willen adviseren om voor volgend jaar een mooie variant op die woorden van Kroes te bedenken. En als al die nieuwsdiensten dan elk uur jouw woorden herhalen, ben je nog maar een paar stappen verwijderd van eeuwige landelijke roem.
Ook Piet Sillekens zaliger – de grootste ‘durfal’, die in mijn jeugdjaren elk jaar als eerste het ijs op het grote ven in de Peel uitprobeerde, heeft – achteraf gezien – een mooie kans op die eeuwige roem in ons dorp laten liggen. Piet had in die stevige winters van toen ’s morgens op het schoolplein zoiets moeten ‘rond toeteren’ als: “We gòn daalek sjatse, ut isj is stéérk zat.” Als in die tijd onze parochieweblog al had bestaan , zouden wij zijn oproep zeker in mooie, grote ‘blokletters’ herhaald hebben!
Mat