‘Vanuit de zijbeuk’

week 21-2021: Reis door een leven  (door Mat)

‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op de zaterdag, die afwisselend door enkele mensen – betrokken bij onze parochie – wordt ingevuld. Ze geven zo hun eigen kijk op persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen in eigen dorp, binnen de kerk of in ‘de grote wereld’. De ene keer ernstig, dan puntig en uitdagend en een volgende keer met een grote knipoog.

Een vriend reikte me een boekje aan: “Moet je dit eens lezen”. Het boekje telde negenenzeventig korte verhaaltjes van iemand, die binnenkort 80 hoopt te worden. Die negenenzeventig verhaaltjes proberen – naar de schrijver ons laat weten – een beeld te geven van de mens die hij was en is. Maar ze schetsten ook een beeld van de gekke, gistende kerk en wereld, waarin we leven. Een kerk, waarin deze schrijver een toch wel bijzondere plaats inneemt: eerst die van priester en daarna die van echtgenoot/ vader/opa. Al bij al een aardig inkijkje in het leven van deze Janus, alias Adri.
Janus groeit als nakomertje op in een boerengezin van tien kinderen op het Brabantse platteland. Een gezin waarin – zoals in zo vele gezinnen in die tijd – weinig sprake is van tederheid. Men raakt elkaar nooit aan, wel voor een stomp, nooit voor een hand of kus.
Hoe het met de voortplanting ging was een groot raadsel. Hij zag zijn oudste broer met de zeug naar de buurman gaan, die een beer had. En met de koe werd naar de stier in het dorp gegaan. En voor een veulen werd per vrachtwagen een hengst aangevoerd, die – buiten het oog van Janus – het paard besprong. Maar, hoe ging dat bij mensen???
Toen Janus met zijn ouders voor een eerste kennismaking naar het Kleinseminarie in Heeswijk ging, waren de eerst woorden van de rector: “Jij heet dus Janus, maar vanaf nu gaan we je Adri noemen”.
Daar op dat Kleinseminarie zag hij ook regelmatig een jongen met de leraar klassieke talen een spreekkamer binnenglippen. Op zijn vraag, wat ze daar deden, antwoordde de jongen: ’bijles’. Al snel gonsde het van de verhalen en na een tijdje was de jongen verdwenen. De leraar bleef …
Adri was een aantal jaren kapelaan in de Eindhovense wijk Stratum. Zijn pastoor moest op een gegeven moment naar de notaris om een erfenis van tante Mieke op te halen. Weer thuis op de pastorie toonde hij aan zijn beide kapelaans vijf briefjes van duizend en zei: “Een briefje voor Betsie (de huishoudster),een voor Willem (de koster), een voor elk van m’n kapelaans en eentje voor de pastoor. Toen hij  de volgende morgen op de wc zat, schoof de pastoor Adri zijn ‘duizendje’ onder de deur door …
Het was eind jaren’60, begin ’70 dat de kerk op drift raakte. De beroepsmatige afstand tussen priesters en kerkvolk verdween. Verliefd worden lag daarmee op de loer. Ook Adri onderging deze ‘wonderschone sensatie’, zoals hij zelf schreef. Hij besloot uiteindelijk in den Bosch met een schone lei te beginnen.
Daar wordt hij echter opnieuw geraakt door de aardse liefde: ene Thérèse. En ditmaal was er geen ontkomen aan. Toen op de Romeinse synode in 1980 Johannes Paulus II onomwonden aangaf, dat er voor gehuwde priesters geen plaats meer was in de Kerk, besloot Adri, alias Janus, voor zijn Thérèse te kiezen.
Ik ken uit die tijd diverse Limburgse priesters, die in die jaren eenzelfde keuze maakten.

Mat

 

loader