Deze week is het weer eens de beurt aan onze gast-columnist Gerard Kessels. Nog steeds laat Gerard op dinsdag en vrijdag de lezers van ‘De Limburger’ genieten van zijn kijk op ‘mens en samenleving’. Ditmaal komt zijn overpeinzing vanaf de tien meter lange bank onder de 75 meter hoge toren van de Lambertuskerk in ‘zijn Nederweert’. Op die lengte van de bank mag Nederweert en ook Gerard best trots zijn. Want zeg nou zelf: die bank op ons kerkplein haalt nog niet de helft van ‘de trots van Nederweert’. Maar de prachtig verlichte toren van onze ‘kathedraal van de Peel’ plaatst met zijn hoogte van meer dan 82 meter zijn Nederweertse ‘maatje’ toch vollédig in de schaduw. Of niet soms? En bij helder avondweer reikt ‘ons schijnsel’ tot boven Gerard’s geliefde Nederweert. Waar Gerard en ik sámen trots op mogen zijn, is de mentalitéit in onze beide Peeldorpen. Een mentaliteit die eigen is aan de dorpen hier rond de Peel. Vroeger en ook nu.
Mat
De werker
Het feest is bijna over; maar wat een zomer. Hij was niet kapot te krijgen. Telkens als je dacht: hij pakt zijn biezen en vertrekt met de kraanvogels naar het zuiden, dan richtte hij zich op en perste er weer een stralende toegift uit.
Corona mocht het gemoed bezwaren, de lucht herinnerde elke dag aan de lichtheid van het bestaan. Op het pleintje bij de kerk, recht voor mijn huis, staat een bank van wel tien meter lang. Hij is gemaakt voor de zon. Ik ga daar wel eens zitten. Zomaar. Ik zak onderuit, trek de pet wat dieper en suf een eind weg. Hier zit ik goed. Ik ben in oud gezelschap. De kerk naast mij is meer dan 75 meter hoog. De haan van de toren schittert in het azuur. In 1467 begonnen ze met de bouw. Ze wilden de grootste kerk van de omgeving. Anderen de ogen uitsteken, is sinds Adam en Eva een geliefde bezigheid.
De kerk brandde een paar keer af maar ze bouwden hem telkens weer op. Aan opgeven doen ze hier niet. Dit was altijd een dorp van aanpakkers, van zwoegers. Hard werken voor een karig loon. Turf steken in de Peel. Dat was vroeger. Nu is alles anders. Het dorp groeit en bloeit maar de oude soberheid zit nog in de koppen. Niet voor niets staat bij het gemeentehuis een beeld van de plaatselijke held: een man met een schop, de werker. Zo zit ik hier wat te peinzen. Soms vraagt een bekende die voorbijkomt of ik mij heb buitengesloten. Want wie zit er nu tegenover zijn eigen huis wat te niksen op een bank? Midden op de dag? Hij heeft toch wel iets beters te doen?
Gerard Kessels