Enkele weken geleden besteedden we op deze plek ook al aandacht aan de dood. In een gastcolumn van Gerard Kessels kwam toen zijn oom Piet voorbij
Half januari stierf mijn oudste broer, ‘onze Bert’. Alle reden voor mij om na ‘oom Piet’ terug te kijken op het leven van ‘onze Bert’ en ik gebruik daarbij ‘beelden van zijn crematie’. Nee, ik doel hier niet op de foto’s op het scherm, die tegenwoordig bij geen enkele crematie ontbreken. Nee, het waren veel meer ‘de beelden’ uit de verhalen tijdens de dienst, die me bijbleven.
Onze Bert
De verhalen schetsten het beeld van enerzijds een sober, maar anderzijds een rijk leven. Mooi hoe die beelden bij zo’n afscheid samen kunnen vallen.
Broer Wiel, die ons ‘gezinsleven’ daar aan de rand van de Peel voorbij liet komen. Vader, moeder en twaalf kinderen, waarvan er helaas drie al erg jong stierven. Met natuurlijk – deze keer – onze Bert in de hoofdrol. Ja denk ik dan, al ben je in het dagelijkse leven niet iemand van ’op de voorgrond’, terecht is ook voor jou die rol éénmaal weggelegd: op het moment van het definitieve afscheid.
Maartje voerde ‘háár opa’ ten tonele, op een wijze zoals dat alleen is weggelegd voor een kleindochter: met een brok in de keel en lieve woorden voor opa.
Oudste zoon Ron nam ons mee naar het gezin, dat ‘onze Bert en zijn Door’, samen stichtten; drie dochters, twee zonen. Natuurlijk heel wat minder dan vader en moeder er op de wereld zetten, maar toch zeker ook niet gering. En met alle klein- en achterkleinkinderen toch maar mooi uitgegroeid tot zo’n dertig in totaal. Mooie anekdotes passeerden de revue, waarin ook onze Bert zijn stopwoordje ‘man, man, man’ terecht enkele malen opdook. Ja, als je terugblikt op een rijk leven, is er terecht ook plaats voor een lach.
Zoon Herman sprak aan het einde woorden van dank. Mooi hoe hij zus Iene in de schijnwerpers plaatste, die er samen met mam voor gezorgd heeft dat ‘onze Bert’ tot nagenoeg het laatste moment thuis verzorgd kon worden.
En wij, als broers en zussen, genieten nu nog na van die middag op 4 januari, dat we samen met ‘onze Bert’ bij ons aan de jaarlijkse Nieuwjaarsborrel zaten. Uit alles bleek, dat hij het fijn vond, dat hij er die middag nog bij mocht zijn. Toen Door hem halverwege de middag vroeg: “Bert zullen wij onderhand naar huis gaan?” antwoordde hij: “Wij gaan als die anderen van ons ook gaan. Niemand kon toen bevroeden, dat hij 14 dagen later in z’n eentje aan zijn laatste reis begon…
Mat