Oom Piet, de laatste oom van onze vaste gastcolumnist Gerard Kessels is enkele weken geleden overleden. Alle reden voor Gerard hier in een van zijn columns in ‘de Limburger’ aandacht te besteden. En dit was voor ons reden om op onze weblog weer eens een plekje voor Gerard in te ruimen. Uiteraard met zijn toestemming. Vooral voor onze oudere lezers vertoont het leven van oom Piet heel herkenbare trekjes.
Oom Piet
In mijn omgeving wordt druk gestorven. Navenant je ouder wordt, kom je steeds dieper in het deel van het bos waar gekapt wordt. Vorige week was de uitvaart van oom Piet. Alle doden, zeker als ze familie zijn, gaan mij ter harte, maar de laatste gang van Piet greep mij extra aan. Hij was de laatste uit het gezin van elf kinderen van kleermaker Zjang Kessels. Piet was ook de jongste. Dat hij het langste leefde, had dus enige gerechtigheid.
De laatste vaandeldrager van de familie werd 94. De vorige eeuw bepaalde zijn leven. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was hij vijftien. En toen het allemaal voorbij was, moest hij naar Indië voor een hopeloze koloniale oorlog die hem een knauw zou geven. Hij praatte er nauwelijks over.
’s Zomers met zijn kinderen altijd naar een vakantiehuisje van de PTT ergens in Nederland. Heel zijn leven werkte hij voor het staatsbedrijf. Piet haalde het grootste genoegen uit de kleinste dingen. Binnen genoot hij van een Leffe, buiten van landschappen en luchten. Hij was altijd aan het fietsen of wandelen. En dan niet ergens gaan zitten voor een lunch. Pure verspilling. Hij ging nooit van huis zonder boterhammen en drinken. ’s Middags zocht hij een bankje bij het water, at wat en keek met een lui oog om zich heen. Dat wandelen en fietsen zit diep in de genen van onze familie. Als u ergens in het buitengebied de verweerde kop van een wandelaar of fietser ziet, is de kans aanzienlijk dat het een Kessels betreft. Piet wilde nooit een auto. “Want dan moet je overal naar toe.”
Gerard Kessels