Tot ver in de jaren ’60 was de Hoogmis op zondagmorgen vaak tot de laatste plaats bezet. Ná de Hoogmis was het in de omliggende cafés niet veel anders. Onder het genot van een glas bier of een borrel werden verhalen verteld, ervaringen uitgewisseld en het dorpsnieuws aan elkaar doorverteld. In ‘Nao de Hòmmis’ gaan we wekelijks opnieuw dat dorpsnieuws aan elkaar doorvertellen. Humoristisch, ernstig, zelf gezien of van horen zeggen.
Nao de Hòmmis van zondag 9 september
Wiel: Volgens mij hebben de Méélse kasteleins dit jaar toch wel een héle dikke worst naar de heilige Clara gebracht. Wat een ongelooflijk mooi kermisweer!
Cor: Zeg dat wel Wiel. Al dient gezegd dat het over het algemeen al jaren redelijk mooi weer is met de kermisdagen. Maar beter als dit jaar kan eigenlijk niet.
Jo: We zijn – als gebruikelijk – ook dit jaar met die dagen weer met de familie en ook daarvoor was het prachtig weer. Elke dag zo’n 60 à 70 kilometer weggetrapt.
Piet: Weggetrapt? Niet overdrijven Jo. Als je eens de helft daarvan op je eigen conto schrijft. De andere helft komt van Bosch of een van die andere accu-leveranciers. Maar het laat onverlet dat het heerlijk ontspannen fietsen is met die ondersteuning en daar gaat het toch maar om.
Jo: Zo is het maar net. Lekker lunchen op een bankje in het bos; voor de middag een stop voor een kop koffie en na de middag voor een terrasje en afsluitend samen nog ergens wat eten. Het zijn voor mij topdagen in het jaar.
Cor: Ik moet zeggen dat ik een dag op stap gaan ook niet gek vindt. Al begin ik er steeds meer – zoals mijn oude buurman placht te zeggen – twee dagen wil van te hebben. De eerste dag het plezier van het uitgaan en de volgende dag de koppijn. En ons Truus dan ook nog steeds zout in de wonde strijken met opmerkingen dat ik dan maar wat minder gulzig moet zijn met drinken.
Wiel: Maar zo’n straffe drinker ben jij toch helemaal niet.
Cor: Klopt. Mijn enige fout is dat ik veel te lang doorga…
===============================================
Wim: Zo Piet, je bent gelukkig weer onder ons. Bevallen om met de eigen auto samen met je zoon naar Lourdes te rijden?
Piet: Ging prima. Ik heb tenslotte mijn halve leven achter het stuur gezeten, dus dat moest lukken. Alleen die tolpoorten op de Franse autobaan, maakten het moeilijk. Mijn zoon en ik kennen allebei geen woord Frans. Bij de eerste stonden we al een tijdje te wachten en rond te kijken omdat we niet wisten waar we moesten betalen. Komt een Fransman achter ons met geld aandragen, maar geld hadden we zelf ook voldoende. We wisten alleen niet waar we het kwijt konden. Bleek toen dat je het geld maar in een bak hoefde te gooien. Je moet het maar weten.
Lins: En natuurlijk weer een hele drukte in Lourdes. Dat gaat dag in, dag uit, steeds maar door. En met al die souvenirtentjes idem, dito.
Piet: Je ziet allerlei mensen en hoort allerlei talen. En ondanks dat je elkaar niet verstaat is er een grote verbondenheid. Zo’n bezoek doet mij erg goed. De terugreis was trouwens een stuk lastiger. Lange wachttijden bij de tolpoorten en die Fransen maar voorkruipen. Iets waar ik trouwens maar moeilijk tegen kan. Op de ringweg rond Parijs ook nog eens een paar uur in de file gestaan en toen we eenmaal weer aan het rijden waren de volgende file vanwege een politiecontrole. Eerlijk gezegd was ik na al die strapatsen blij toen de Méélse kerktoren in zicht kwam.
Thei: Maar hoe is dat afgelopen met dat bidden voor Jan, dat je hem voor vertrek beloofd had. Hij had het hard nodig en dat zou wel eens kunnen kloppen.
Piet: Wat ik beloof, dat doe ik ook. Ik heb hem woensdagmorgen bij de kerkhofploeg direct gevraagd, of hij al iets gemerkt had. Nee, was niet het geval, maar het kan natuurlijk nog komen, zei Jan. Ik denk niet dat het nog komt Jan, mengde kapelaan Roger zich in het gesprek. De postcodeprijs is op het nippertje aan Meijel voorbijgegaan. Die is in Kessel terecht gekomen. Maar dan is er nog hoop zei Jan. Daar woont onze oud-pastoor Jan Schoenmakers en daar heb ik het altijd goed mee kunnen vinden. Ik zal de komende dagen m’n bankrekening in ieder geval in de gaten gaan houden.
===============================================
Lei: Ik was gisteren weer eens op bezoek bij een oude vriend in het Zuiden. Hoor ik me daar toch een sterk verhaal!
Wiel: Laat horen, ik hou wel van sterke, maar dan waar gebeurde verhalen.
Lei: Voor die vriend en zijn vrouw durf ik mijn handen in het voor te steken als het om waarheid gaat. Moet je horen. Zijn twee zonen hebben in de loop van het jaar beiden hun huis verkocht. Voordat ze hun intrek in een nieuwe stulp kunnen nemen hebben ze allebei bij hetzelfde verhuisbedrijf hun meubilair in een container opgeslagen. De ene zoon blijft in het zuiden wonen en de ander vertrekt voor zijn werk naar de Randstad. Vorige week was voor die laatste en zijn gezinnetje de grote dag aangebroken: de verhuizing naar Zaanstad. Rond 10.00 uur arriveert het verhuisbedrijf met hun container. Na een kop koffie zwaait de container open om de spullen naar binnen te brengen. De monden van het jonge stel vallen wijd open.
Ger: Ho, ik wil raden. De container is leeg!
Lei: Nee man! Het verhuisbedrijf had de container van de broer die in het Zuiden bleef wonen naar Zaanstad gebracht! De verhuisjongens gaan overleg plegen met de baas die een andere ploeg optrommelt die met de goede container naar Zaanstad vertrekt en zij vertrekken weer richting Geleen.
Wiel: Je vraagt je toch af hoe zo’n misser kan gebeuren?
Lei: De verklaring zit in de weinig voorkomende achternaam van de familie: Zweipfenning. De verhuisploeg had de container met die naam erop in de opslagloods zien staan, maar er geen moment aan gedacht dat er nog een tweede Zweipfenning zijn spullen in hun loods had gestald. Al met al was het laat in de avond voordat het stel eindelijk op hun eigen bank in de woonkamer zat.
Ger: Dat is toch wel een sterk stuk.
Lei: Als afsluiting dan ook nog de naam van het verhuisbedrijf waar mijn vriend zijn zonen hun spullen hadden opgeslagen: Soons!